The stand

Het is sinds mijn pre-twintiger jaren geleden dat ik nog iets van Stephen King las. Of heb ik The Green Mile nog gelezen toen ik 25 was? Ik weet het niet meer.

Maar wanneer ik zelf aan een boek werk, lees ik alleen maar dingen die in de verste verten niets te maken hebben met mijn eigen verhaal. Non-fictie, bijvoorbeeld. Maar omdat de kinders slecht slapen, ben ik  te moe voor Pinker, en nu lees ik dus The Stand van Stephen King.

Ik was vergeten hoe straf King op zijn best is. Keihard, droog, kort, snel en to-the-point. Het gemak waarmee hij zijn personages neerzet is verbazingwekkend; en makkelijk dat het leest, wat een vakmanschap; je bent op een halve pagina mee.

Momenteel zet hij zijn figuren op het bord en schetst hij aan de vooravond van de apocalyps der apocalypsen gewone Amerikanen uit alle sociale klassen.

Het enige waar ik moeite mee heb, is het sarcasme dat nu al door zijn zinnen sluipt, wanneer zijn personages iets ergs overkomt. Hij schrijft dat met plezier, die gruwelijke dingen, en ik herinner me dat ik daar vroeger ook al ongemakkelijk van werd.

Maar schrijven dat hij kan, jongens toch. Gaat een halve, matig getalenteerde rockster in wording na een figuurlijke val op bezoek bij zijn moeder, na jaren:

But this was no boy in front of her; this was a grown-up man, and she feared that his days of change – the deep and fundamental sort her minister called a change of soul rather than one of heart – were behind him. There was something in Larry that gave you the bitter zing of hearing chalk screech on a blackboard. Deep inside, looking out, was only Larry. He was the only one allowed inside his heart. But she loved him.

She also thought there was good in Larry, great good. It was there, but this late on it would only take nothing sort of a catastrophe to bring it out. There was no catastrophe here; only her weeping son. (p. 39)

Voelt ge hem al hangen? No catastrophe. Hier wordt een held geboren.


About this entry